Ik sta te wachten
op de bus naar het station. Een meisje loopt naar de halte. Zij kijkt wat
verdrietig, terwijl ze een telefoon aan haar oor houdt. Ze vraagt me of bus 50
al is gepasseerd. Ik zeg haar dat dat nog niet is gebeurd. Het meisje lijkt
tevreden.
Even later
komt bus 19. Het meisje, nog steeds verdrietig en op zoek naar contact met de
buitenwereld via de telefoon, vraagt me of deze bus ook naar het station gaan. Ik
beantwoord haar vraag positief.
We stappen
beiden in. Zij gaat in de bank achter mij zitten.
Ik hoor haar
praten. Gaandeweg het gesprek gaat ze meer huilen.
“Niek? Niek?
(…)
Ben jij nu op
school?
(…)
Nee, ben nu
onder weg naar school. Heb om kwart over twee les.
(…)
Ik heb het
weer niet gehaald.
(…)
Ze gaan niet
met me verder.
(…)
Dus die stage
wordt nu afgeblazen. Ze zoeken naar een ander, in wie ze wel meer vertrouwen
hebben.
(…)
Ze zeiden nog
wel, dat als ze niemand vinden dat ik dan misschien in september weer terug kan
komen. Maar dat risico willen ze niet meer.
(…)
Nee, papa en
mama weten het nog niet.
(…)
Ik weet niet
hoe het nu moet met mijn kamer.
(…)
Nou, tot zo.”
Tjah, in zeven
minuten tussen bushalte en station wordt toch een heel leven verteld. Het meisje
heb ik sindsdien niet meer gezien. Maar misschien hoor ik in een volgende zeven
minuten nog iets wijzer.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten