Het is het einde van de middag. Vanuit het oosten komt langzaam de duisternis te voorschijn. Ik nader al fietsend een T-splitsing. Bij die T-splitsing moet ik linksaf, dus ik moet oversteken.
Vanaf die linkerkant zie ik een auto aankomen. Ik schat in dat die bestuurder wat harder rijdt dan vijftig kilometer per uur. Niet veel harder, ik denk zo’n vijfenvijftig. Maar toch, het zou zomaar kunnen dat die bestuurder geen acht slaat op fietsers van rechts.
De te overbruggen afstand van de plek waar die auto vandaan komt, tot de plek waar ik wil oversteken, lijkt me groot genoeg om voor de auto langs te gaan. Zonder dat ik daarmee mijn leven in gevaar breng. Het lijkt me vertrouwd.
Dat blijkt niet helemaal het geval. Als ik daadwerkelijk begin aan mijn oversteek, rijdt de bestuurder de kruising tegemoet. Hij heeft zijn snelheid naar beneden aangepast. Ik werp een blik in de auto, omdat ik benieuwd ben of ik de bestuurder ken.
Dat is niet het geval. Ik zie de man zitten, met verder niemand in de auto. Een eenzame bestuurder.
De man schudt zijn hoofd. Hoe haalt die fietser het in zijn hoofd om over te steken, op het moment dat hij voorbij komt? De afkeuring is groot. Ik kan me er niet druk over maken.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten