Toen ik
vanmorgen uit de kerk kwam, hoorde ik de kerkklokken van de Bonifatiuskerk
slaan. De katholieke gelovigen werden opgeroepen naar de mis te gaan. Ik hoor
de kerkklokken vaker. Niet vreemd, uiteraard. Want ik woon praktisch onder de
Boni.
Terwijl ik de
klokken hoorde slaan, dacht ik aan een liedje van Ernst Jansz. Hij zingt in ‘Een
ogenblik in de wind’: “Als boven het vlakke land / de torenklokken slaan / in
het oosten woedt er brand / alle doden tellen wij / hoe moet ik dan bestaan”.
Friesland als
het vlakke land. Waar de torenklokken slaan. Terwijl in het oosten brand woedt.
En wij alle doden tellen. Dit is geen poëzie meer. Dit is de harde
werkelijkheid. Zo gaan wij moderne mensen met elkaar om.
In de kerk
waar ik vanmorgen was, is gebeden voor Egypte. Het land van revolutie. In het
Midden-Oosten. Waar sinds jaar en dag onrust heerst. In Egypte volgt revolutie
op revolutie. De Egyptenaren zijn op weg naar een stabiele democratie. Maar die
weg is nog lang. Zolang de rust elders is, volgen de doden elkaar op.
En wij tellen
de doden. Hangen daar een waarde aan. De waarde van het nieuws. Hoe hoger het
dodenaantal, hoe heftiger de revolutie, hoe belangrijker het is voor het
Westen. Hetzelfde geldt voor Syrië, het land waar al ruim twee jaar een
burgeroorlog woedt. Een status quo van de Arabische Lente. Pas wanneer wij de
doden kunnen tellen, heeft de revolutie relevantie.
Idem voor de
andere Arabische landen, waar in de afgelopen jaren een revolutie heeft gewoed.
Als de omwentelingen formeel gezien zijn geregeld, heeft het voor ons
westerlingen afgedaan. Maar hoe moeten wij bestaan met de wetenschap van de
grote aantallen doden?
Ik citeerde de
regels van Jansz in een verhaal dat ik schreef over de Dodenherdenking van dit
jaar. De Dodenherdenking volgde ik bij het Joods Monument in Leeuwarden. Naast de
Grote of Jacobijnerkerk. Waar de kerkklokken sloegen. En waar wij terugdachten
aan de 500 Leeuwarder Joden, die tijdens de Holocaust zijn vermoord.
Waar de
westenwind woont / en de bakens staan.
Alle doden
tellen wij. Maar we leren er niets van. We zeggen bij elke massamoord: “Dit
nooit meer.” Nee. Maar we doen het wel. Zolang het maar niet in onze eigen
achtertuin gebeurt. Dan keuren wij het af, maar laten het voortwoekeren.
Wij zijn niet
verantwoordelijk voor de staatsinrichting in het oosten. We ondersteunen wel de
activiteiten die een land dwingen om een westers staatsmodel in te voeren. Maar
ondertussen wassen wij onze handen in onschuld.
Hoe kan ik dan
bestaan?
Ik weet het
niet. Al deze ontwikkelingen stemmen me droef. Ik weet niet waar het allemaal
eindigt. Ik weet zelfs niet of de immer durende revolte überhaupt eindigt. De kans
is erg groot dat we altijd zullen doorgaan met het voeren van oorlogen. We horen
van geruchten van oorlogen. Volken zullen opstaan. Gezinnen uiteen gereten.
Tot het moment
dat er wordt ingegrepen.
Maar dat
gebeurt dan wel van hogerhand.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten