Ik ben in een Overijssels dorp, daar waar mijn oma de laatste decennia van haar leven heeft gewoond. In een nieuwbouw-appartement zo'n driehonderd meter verderop, wonen E. en J. met hun dochtertje S.
Na het eten volgt een stofzuigronde met franse slag. S., bijna een jaar oud, vindt de stofzuiger een bijzonder apparaat. Vooral het gedeelte waar de wind uit blaast. Wanneer de stofzuiger door de kamer trekt, gaat S. er achteraan.
Opeens moet ik denken aan een lied van Ernst Jansz. Molenbeekstraat heet het boek en de cd, waarin Jansz schrijft over zijn jeugd in de Amsterdamse straat. In het titelnummer zingt Jansz:
met mijn voetjes langs de glijders
van de stofzuiger als paard
trekt zij mij een stoere rijder
rond de tafel langs de haard
Toen ik het bijhorende verhaal in het boek las, probeerde ik me in te denken hoe dat ongeveer gebeurd zou moeten zijn. Ik beeldde mij altijd het huis van mijn Overijsselse oma in. Die nu zo ongeveer de buurvrouw van mijn vrienden zou zijn.
Niet omdat ik in dat huis ook op een stofzuigerpaard werd voortgetrokken. Want dat herkende ik niet. Wel een tafel naast een kachel. Dat beeld bij oma, zoiets moet het bij Jansz zijn geweest. Verder had ik er geen voorstelling bij.
Tot ik S. achter het apparaat zag kruipen. Nog even en ook S. komt als een stoere rijder op een stofzuiger als paard te zitten.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten