Bij
de Olympische Spelen richt ik mij op de duursporten. Een tijdrit, een
hockey-partij, dat soort toernooien. Die wedstrijden waar je de tijd
voor moet nemen. Waar je voor moet zitten. Ik verbaas me elke keer
over hoe iemand toch leeft voor zijn sport. Om dan nog voor je
veertigste met sportpensioen te gaan. De uitzonderingen bevestigen de
regel.
Waar
ik niets van begrijp, zijn de korte sporten. Schermen en judo,
bijvoorbeeld. Wanneer je op het verkeerde moment koffie zet, is het
judotoernooi al met de B-finale bezig. Een ochtend en een middag
duurt zo'n toernooi. Met op meerdere velden een partij. Een
wedstrijdje van vijf minuten, twintig minuten pauze en dan weer aan
de bak.
Wat
ook opvalt, is het aantal medailles. Een paar honderd medailles van
alle kleuren worden uitgedeeld. Je hebt het idee dat iedereen die
meedoet aan de Olympiade dan ook zo'n prijs mee naar huis neemt. Maar
het aantal Olympiërs is een veelvoud: waren dat niet duizenden?
Ik
vind het maar een bijzondere wereld, die van de Olympische Spelen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten