zaterdag 9 maart 2013

Denkend aan Holland


De afgelopen maanden kwam ik er maar niet los van: denkend aan Holland. Wat zou ik dan van Holland zien? De feiten liegen er niet om. Facebookrellen in Haren. Een grensrechter in Almere die wordt doodgeschopt. Jongeren die als de straat en buurt beheersen met hun harde muziek in de auto’s – ze hebben de muziek (het gebonk) zo hard aan staan, dat ik in huis het kabaal voel dreunen.
Plots wist ik waar ik aan moest denken. ‘Denkend aan Holland’ van Thomas Rosenboom. Ik kocht het boekje zo’n 7, 8 jaar geleden in Zeeland. Tijdens een vakantie met de familie Zomer, waarvan de pater familias hetzelfde boekje al eerder had gekocht dan ik. En er uit voorlas.
Rosenboom begint zijn pamflet, begin 2005 uitgesproken als Kellendoornlezing, met het beroemde gedicht van Hendrik Marsman. Maar de inhoud van dat gedicht zou volgens Rosenboom moeten worden aangepast. Denkend aan Holland is niet meer de brede rivieren, traag door oneindig laagland. Of de rijen ondenkbaar ijle populieren als hoge pluimen aan den einder staan.
Rosenboom: ‘Het is daarom dat ik graag een lans breek voor hier te lande al bijna overwonnen grootheden als geremdheid, afstand houden en geduld, kortom, voor alles dat tegengesteld is aan vrijheid, want alleen wie zijn eerste impulsen heeft leren onderdrukken zal in staat zijn iets op te brengen dat tegen zijn eerste belang en gevoel in gaat – die houdt een deur open al heeft hij zelf haast; die valt een ander niet in de rede al weet hij het zelf beter; die lacht ook om een minder geslaagd grapje van zijn opa, kortom: die is voorkomend en beleeft.’
Even verderop over feesten, die ‘volgens hetzelfde patroon ontaarden: iedereen begint met drinken, vervolgt met zingen, dan schreeuwen, en na zonsondergang, als alleen weerbare groepen nog meedoen, eindigt met schelden, glasgerinkel en vechten.’
Al aan het begin geeft Rosenboom een soort analyse van ‘de Nederlander’. ‘Het antwoord op de vraag hoe de moderne Nederlander zich onderscheidt is nu wel duidelijk geworden en luidt: a) hij denkt dat hij overal recht op heeft en dat alles om hem draait; b) hij is ongeremd; en c) hij denkt dat de rest van de wereld hem geweldig vindt.’
Voorbeelden noemt Rosenboom genoeg. Over het ongeduldige wachten op The Rolling Stones bij het concert in de Amsterdam ArenA. Het inhuldigen van een winnend voetbalelftal. Vriendinnen die elkaar ontmoeten en zich buigen over één van hun meegenomen kinderen.
Wanneer Rosenboom in het buitenland is, herkent hij de opvoeding bij anderen uit zijn eigen jeugd. Wat hij toen heeft meegekregen – rustig blijven, jezelf vermaken, opkijken tegen ouderen, stil zitten – dat gebeurt in andere landen, zoals België, Duitsland en Griekenland, nog steeds.
De schrijver pleit voor een schreeuwverbod op alle scholen en openbare instellingen. Gevangenissen moeten rustoorden worden – zodat gevangenen niet de agressie van televisies meekrijgen. Kortom, in een totaal andere sfeer terechtkomen. Rosenboom: ‘Het is stil, de gevangenis is een klooster geworden, het verblijf een retraite, de gevangene een monnik, hij krijgt een ervaring die niet alleen volstrekt anders is dan alles wat hij kende, maar hem mogelijk ook zelf verandert, ik bedoel gewoon: tot zichzelf brengt. Dat zou goed zijn, want geen mens is slecht.’
Die laatste alinea treft me wel, als retraite-ganger. Maar er is meer wat me raakt in het pamflet van Rosenboom. Namelijk dat hij de verworvenheden van Nederland met de grond gelijk maakt. De rechten van ons landje zijn doorgedraafde overschattingen.
Dat hele gebeuren rondom normen en waarden, waar oud-premier Balkenende bekend om staat, is helemaal geen gekke discussie. Zeker niet na Project X en de Almeerse grensrechter. Misschien wordt het inderdaad tijd dat heel Nederland in retraite gaat. Onthaasten. Tot rust komen. Om onszelf dan opnieuw uit te vinden.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten