De Gereformeerde Gemeente in Leeuwarden
heeft een inloophuis. Het is gevestigd aan Achter de Hoven. Het inloophuis heet
dan ook toepasselijk “Achter de Hoven”. Voor een organisatie dat veel met
woorden bezig is, is de naam niet heel erg origineel. Wel dekt “Achter de
Hoven” de lading van het inloophuis.
Elke week adverteert de GerGem in de
huis-aan-huis-krant van Leeuwarden. Gratis koffie en thee. En de Bijbel. Een
open huis. Iedereen is welkom om langs te komen. Voor informatie, een goed
gesprek, of gewoon om een kopje koffie te drinken.
Omdat het een zonnige zaterdag is,
besluit ik naar zo’n inloopmoment te gaan. Ik heb me voorgenomen om me als
niet-gelovige te presenteren. Vooral omdat ik benieuwd ben naar de
evangelisatie van de zwarte kousen.
De zaal waar de inloop is, is in de hal
van de kerk. Tegenover de ingang zijn de klapdeuren, die toegang geven tot het
heilige. De stoffering van de hal is modern, strak. Goede tafels, het ziet er
verzorgt uit.
Aan het begin van de hal staat een
koffietafel, vervolgens een room devider,
en daarachter de koffietafel waar de mensen van de inloop omheen zitten. Links
is een trap naar boven, de overloop kent geen balustrade, maar is afgeschermd.
Als ik verder loop naar de
ontmoetingstafel, wordt me al een stoel aangeboden door een van de dames. Gelijk
krijg ik koffie aangeboden. De dienstdoende vrouw, ver over de zestig, moet
daarvoor wel naar het hokje onder de trap. Daar zit klaarblijkelijk de keuken.
Naast de keuken hangt een poster. De
brede en de smalle weg. John Bunyan leeft hier. Boven, aan de muur van de
overloop, hangen zeven afbeeldingen die het scheppingsverhaal uitbeelden. Ook de
zesde dag, wanneer Adam en Eva worden geschapen. Ze dragen geen kleren (en ze
schaamden zich niet). Desondanks zijn hun edele delen bij geval afgedekt door
fruit of bladeren.
Het gesprek is al flink aan de gang als
ik aanschuif. Links van mij zit opa, een oudere man die permanent een jas
draagt. Ongeacht of hij binnen of buiten is. Een soort pater familias. Je
accepteert wat hij doet.
Naast hem zit een vrouw, het dunne haar
opgestoken, en keurig in rok. Zij breit een sok. Naast de brei-vrouw zit de
dienstdoende gastvrouw van de inloop. Wanneer ze niet praat, kijkt ze
chagrijnig voor zich uit. Hier beneden is het niet.
Naast de gastvrouw zit haar echtgenoot.
Als hij praat, leunt hij zijn hoofd ietsjes achterover. En doet hij zijn ogen
nog verder dicht totdat er een spleetje tussen de wimpers overblijft. Ik hoor
je wel, maar ik zie je niet.
Dan volg een stevige man, met een bos
krullen, in een broek dat twijfelt tussen een pyjamabroek en een
trainingsbroek, een trui met opgerolde mouwen, en een open wond op de linker
onderarm. Hij praat met een buitenlandse tongval, bijna mediterraans.
Tussen de stevige man en mij zit een
houthakker. Met een rood-geblokte bloes en een heuptasje om. Een grote grijze
baard. Hij doet me denken aan Levon Helm, de zingende drummer van The Band.
Maar hij is het niet.
Het gesprek gaat over melk. Koeienmelk.
Moedermelk. De scheikundige formules. Opa weet er alles van. Vroeger werkte hij
in de melkfabriek. Veertig jaar gedaan. Je hoeft hem niets te vertellen. Ook
hebben de deelnemers van de inloop het over water. Met ijzer. Of zout. De
hardheid van water. De dikke man vraagt maar door.
Als de houthakker vertrekt, begint de
grote man mij te bevragen. Of ik religieus ben. Hij wel, hij is katholiek opgevoed.
Heeft later het geloof verlaten, maar is nu weer teruggekeerd. Heeft alle
kerken gezien. Hij kent ze allemaal. Van katholiek tot mormoons. Je hoeft hem
niets te vertellen.
Over zijn leven heeft hij twee boeken
geschreven. Die liggen voor hem. Frans Aja is de schrijver van die boeken. Een
zoektocht op Google leert dat Aja een Rechabiet is. Een soort nomade. Gebaseerd op een paar
verzen uit Jeremia 35.
Maar dat vertelt hij niet tijdens mijn inwijding
in het GerGem-geloof.
Hij en zijn kompanen vertellen een meer technisch
verhaal. Over de feitjes van de Bijbel. Over wat een christen is genaamd. Dat
soort dingen. Ze leggen niet zomaar hun ziel en zaligheid op tafel. Niet voor
een vreemde voorbijganger.
Omdat ik nog een ongelovige ben, krijg ik een
aantal dingen toegestopt. Een Bijbel, Statenvertaling. En een boek met
Bijbelverhalen. Een soort kinderbijbel. En een aantal folders. Waaronder het
kerkblad van de kerk Achter de Hove. Waar een evangelist voorganger is. Die man
had eerst een ander leven, maar kreeg het toen op zijn hart om voorganger te
worden.
Zo is het toen gekomen.
En ik krijg wat bladen mee. De Paulus,
een zendingsblad. De Daniël, voor de jongsten onder ons. Lees het maar. Wat
huiswerk. Je komt maar terug als je vragen hebt.
Omdat het nogal wat materiaal is dat ik
krijg, wordt me ook een tas aangeboden. Met een opdruk van het inloophuis. Ik
stop de materialen in de tas. Dat lijkt me een mooi moment om te vertrekken.
Dat doe ik dan ook.
Ik stap de zonovergoten wereld weer in.
Blij als een kind. Met mijn Statenvertaling en de kinderbijbel. Ik kan het
leven weer aan.